Empathie
“Niemand laat zijn eigen kind alleen,
Je bouwt het liefst een muurtje om haar heen”
zong Willy Alberti ooit terwijl hij stralend naar Willeke keek. Ik moest daar sterk aan denken de afgelopen week, die – naast de berichten uit Charlottesville – gedomineerd werd door het nieuws over een alleenstaande moeder uit Amersfoort die is uitgezet naar Armenië, terwijl haar beide kinderen (12 en 11 jaar oud) nog in Nederland zijn. Op een schuiladres.
Voor- en tegenstanders van het besluit van de Nederlandse overheid dit gezin (moeder en beide kinderen) uit te zetten en alvast te beginnen met de deportatie van de moeder tuimelden op Social Media over elkaar heen. Waar de links georiënteerde vooral hun morele verontwaardiging in de strijd gooiden, speelden de meer rechts geïnspireerde hun juridische troefkaart.
Het is goed dat we in een rechtsstaat leven. Al kan ik in dit concrete geval niet zoveel met het objectieve feit dat deze alleenstaande moeder tussen 2009 en nu keer op keer de procedures verloor. Het biedt mij niets om te rechtvaardigen dat haar kinderen – peuters nog in 2009 – in 2017 dienen te worden uitgezet, omdat zij hier niet zouden thuishoren. Beide kinderen zijn even Nederlands als hun Nederlandse klasgenootjes dat zijn. Ze hebben niets met Armenië en hun toekomst daar ziet er gewoon niet rooskleurig uit. De uitkomst van al die juridische procedures geeft geen oplossing op het morele dilemma dat er ten aanzien van het leven en de toekomst van deze kinderen bestaat.
Natuurlijk begrijp ik woorden als “precedentwerking” en opvattingen als: “we kunnen nu eenmaal geen uitzonderingen creëren”. Al voel ik kilte als ik ze geplakt zie worden op deze specifieke discussie rondom een concreet Amersfoorts gezin dat van de ene op de andere dag geen deel meer mag uitmaken van die lokale samenleving. Het rechtssysteem schiet hier in mijn ogen tekort. Dat is op zich niet verwonderlijk, want ons recht is louter het fundament waarop wij de samenleving bouwen. Wat we op dat fundament neerzetten is een bouwwerk waaraan iedereen zijn of haar steentje bijdraagt. Voor de één ziet dat eruit als een goed beveiligd fort. Voor de ander is het een gastvrije herberg. Voor weer iemand anders lijkt het op de toren van Babel, terwijl nummer vier er juist weer een debatcentrum in ziet.
De kinderombudsman, een vrouw overigens – Margrite Kalverboer, vind dat de positie van de kinderen niet goed is meegewogen in de beslissing tot uitzetting. Iemand uit Dordrecht die graag lijsttrekker wil worden van de lokale VVD reageerde daar als volgt op: “Er luistert straks niemand meer naar deze vooringenomen, linkse mevrouw”. De brug slaan; de vraag stellen is in zijn ogen kennelijk ook al een verdachte “linkse” handeling.
Ik hoop eigenlijk alleen maar dat iedereen die zich in deze discussie mengt zich weet te verplaatsen in de positie waarin deze twee jonge kinderen zich nu bevinden. Dat je dan invoelt wat deze situatie bij hen teweeg brengt. Wie dan met droge ogen durft te beweren: “Ik voel mij prima (in hun schoenen staande) en ik heb wel zin in een nieuw avontuur” kan wellicht die uitzetting billijken. Wie dan vooral ontzetting en ontreddering voelt, weet dat het genomen besluit voor die kinderen dus dramatisch uitpakt.
Staatssecretaris Klaas Dijkhoff heeft de zogenaamde discretionaire bevoegdheid. Hij mag, ook als hij daarmee afwijkt van de uitspraken uit de gevoerde gerechtelijke procedures, het besluit nemen deze kinderen en hun moeder in Nederland te houden. Gesteld voor die afweging zou ook hij zich eerst nadrukkelijk moeten verplaatsen in de positie waarin deze twee kinderen zich nu bevinden en pas dan de knoop doorhakken.